Uitgangspunten begroting 2025 en meerjarenraming 2026 t/m 2028
Bij het opstellen van de begroting 2025 en de meerjarenraming 2026-2028 zijn de onderstaande uitgangspunten en richtlijnen in acht genomen. Deze zijn opgenomen in de Voorjaarsnota 2024 en tijdens het opstellen van de begroting iets geactualiseerd.
Algemeen
De (gewijzigde) begroting 2024 is het uitgangspunt voor de begroting 2025. De geactualiseerde stand van zaken van de budgetten 2024, vertaald in de Voorjaarsnota 2024, wordt verwerkt in de begroting 2025. Er wordt in eerste instantie uitgegaan van de nullijn, dat wil zeggen geen hogere ramingen ten opzichte van de begroting 2024. Onontkoombare prijsstijgingen mogen echter worden meegenomen in de budgetten. Deze worden verrekend met de gebruikelijke stelpost voor loon- en prijsstijgingen die wordt berekend vanuit de meicirculaire 2024 en onderdeel uitmaakt van de algemene uitkering uit het gemeentefonds.
Daar waar kan worden volstaan met een lagere raming, dient een verlaging ten opzichte van de (gewijzigde) raming 2024 te worden aangehouden.
Bezuinigingsmaatregelen/taakstellingen
De begroting 2025 dient structureel en reëel in evenwicht te zijn of als dat niet het geval is, dient de meerjarenraming aannemelijk te maken dat dit evenwicht uiterlijk in 2028 tot stand zal worden gebracht.
Met het vaststellen van de begroting 2025 dient de gemeente Hulst de meerjarenraming 2026 tot en met 2028 sluitend te maken met bezuinigingsmaatregelen c.q. taakstellingen. Voor de bepaling van de financiële positie worden alle in de begroting opgenomen bezuinigingsmaatregelen op hardheid en haalbaarheid door de Provincie beoordeeld. Daarbij dienen de te treffen bezuinigingsmaatregelen concreet op programmaniveau te zijn ingevuld. Er wordt hiervan een overzicht opgenomen aangevuld met eventuele stelposten, taakstellingen en eventuele reserveringen voor toekomstige financiële onzekerheden die verspreid in de begroting op programmaniveau zijn opgenomen om een duidelijk inzicht in de financiële positie van de gemeente te geven.
Met andere woorden: er dient sprake te zijn van een reëel perspectief, waarbij de financiële gevolgen van maatregelen die tot een herstel van het evenwicht moet leiden, met besluitvorming door de gemeenteraad zijn onderbouwd (Gemeenschappelijk Financieel Toezichtkader).
Dividend PZEM/GBE Aqua
Het dividend van ZEH wordt voor 25% structureel geraamd vanaf 2026. De resterende 75% wordt als incidentele bate opgenomen. Voor GBE Aqua wordt uitgegaan van 100% structureel conform het actuele dividendbeleid.
Gemeenschappelijke regelingen
De toegestane inflatiecorrectie voor de begroting 2025 van GR-en bedraagt 3,9% (VZG-indexatie richtlijnen 2025). Voor de gemeenschappelijke regelingen is voor 2025 geen bezuinigingsrichtlijn vastgesteld. Verder is de maximum-norm voor reservevorming door GR-en vastgesteld op 5% van alle baten van de desbetreffende gemeenschappelijke regeling. Het meerdere moet in maximaal 5 jaar worden uitgekeerd aan de deelnemers. Negatieve resultaten moeten in eerste instantie uit de reserves worden gedekt.
Subsidies
Met de vaststelling van het nieuwe subsidiebeleid vanaf het subsidiejaar 2021 is bepaald, dat indexering van de subsidies van professionele organisaties eveneens conform de VZG-richtlijnen wordt vastgesteld en bedraagt zoals genoemd 3,9% voor 2025. Voor vrijwilligersorganisaties worden de subsidies één keer per bestuursperiode (om de 4 jaar) geïndexeerd conform de prijsontwikkeling.
Autonome groei
De financiële ontwikkelingen die een gevolg zijn van een wijziging van o.a. het aantal inwoners, woningen, bijstandsgerechtigden etc. zullen in de begroting worden opgenomen. In 2025-2028 wordt voor wat betreft het aantal inwoners uitgegaan van een lichte stijging van het huidige aantal inwoners (werkelijk 1-1-2024: 27.332) naar 27.350 in 2025.
Voor het begrotingsjaar 2025 gaan we eveneens uit van een lichte stijging van het aantal woonruimten (inclusief recreatiewoningen) in 2024, namelijk van 13.657 naar 13.780 (stand 1-1-2025). Voor de jaren daarna wordt uitgegaan van een gelijkblijvend aantal inwoners en woonruimten.
Personeelskosten
In de begroting 2025 wordt de loonsom gebaseerd op de loonsom behorende bij de formatie per 1 juni 2024 van het ambtelijk apparaat (inclusief vacatures) en de laatst vastgestelde CAO geldend voor de periode tot 31-3-2025. Op dit moment is er nog geen zicht op de ontwikkeling vanaf 2025. In de ramingen op de programma's is rekening gehouden met een stijging van 5% ten opzichte van de loonsom in 2024 (juni).
Prijsniveau (prijspeil)
Voor het opstellen van de budgetten mogen onontkoombare prijsstijgingen ten opzichte van de begroting 2024 worden meegenomen. De huuropbrengsten worden verhoogd met het indexpercentage zoals in het betreffende huurcontract is opgenomen.
Rente
- De rentelasten worden aan de investeringen toegerekend via een omslagpercentage (verplicht via het nieuwe taakveld Treasury).
- Conform de aanbeveling in het BBV wordt geen rente aan de reserves (eigen vermogen) toegerekend.
- De rente over de boekwaarde van exploitatieplannen wordt gebaseerd op de berekening uit de Notitie grondbeleid 2023 van de commissie BBV. Bij een eventueel negatieve boekwaarde wordt geen rentevergoeding aan het betreffende exploitatieplan toegerekend. In de herziening van de exploitatieplannen wordt rekening gehouden met dit percentage.
- In 2025 wordt voor nieuwe investeringen met een rente van 3,0% gerekend. Het werkelijke gemiddelde rente(omslag)percentage in 2023 bedroeg nog 0,67%. In 2025 is deze berekend op 1,55%. Momenteel (eind mei 2024) bedraagt de rente voor een 10-jaarslening 3,42% en 25-jaars 3,57%.
- Over het tekort aan financieringsmiddelen, dat beneden de kasgeldlimiet blijft, is met een rente van 3,5% gerekend tot de kasgeldlimiet.
Algemene uitkering
Bij de beoordeling of er sprake is van een materieel sluitende (meerjaren)begroting wordt, voor wat betreft de algemene uitkering uit het gemeentefonds, uitgegaan van de meicirculaire 2024 en de daarin opgenomen uitkeringsfactoren. De effecten hiervan worden in de begroting 2025 en meerjarenraming 2026-2028 meegenomen.
Sociaal Domein
De lasten inzake het sociaal domein worden structureel geraamd. Indien de lasten de baten overschrijden wordt dit tekort verrekend met de reserve sociaal domein (incidenteel). Een eventueel overschot wordt gestort in de reserve sociaal domein.
Ontwikkeling lokale lasten
In de bij de begroting 2024 behorende meerjarenraming wordt rekening gehouden met een hogere opbrengst voor de jaren 2025 t/m 2027 door indexering/inflatie-correctie van de OZB woningen met 3% per jaar. Voor de OZB niet-woningen wordt ook rekening gehouden met een hogere opbrengst voor 2025 van 5% en de jaren daarna 3%.
Voor de toeristenbelasting wordt rekening gehouden met een stijging per overnachting naar € 1,10 in 2025 en € 1,25 in 2026. In deze begroting gaan we uit van een verdere jaarlijkse stijging in 2027 en 2028.
Ook een verhoging van de parkeerbelasting van € 1,65 naar € 1,75 is opgenomen in 2025.
Voor de overige belastingen wordt rekening gehouden met een indexering van 2%.
Kostendekkendheid geldt als principe voor de volgende heffingen en retributies:
- Rioolrechten;
- Afvalstoffenheffing;
- Leges;
- Lijkbezorgingsrechten.
Investeringen
De in 2025 en voor de daaropvolgende jaren 2026-2028 geplande investeringen, zo mogelijk met actuele beheersplannen als basis, moeten gedetailleerd per project en per programma worden opgenomen met daarbij het investeringsbedrag, de verwachte economische levensduur, eventuele bijdragen van derden, de verwachte doorlooptijd (afrondingsjaar). De ambtelijke inzet in uren voor deze investeringen wordt opgenomen in de reguliere exploitatie op het taakveld waartoe de betreffende investering behoort, dus maakt geen onderdeel uit van het investeringsbedrag.
Het overzicht kan eventueel vergezeld gaan van een prioriteitenlijst, zodat de raad op basis daarvan nog een keuze kan maken. Beschikbaarstelling van de kredieten zal later bij afzonderlijk raadsvoorstel en –besluit geschieden.
Meerjarenraming 2026-2028
Uitgegaan wordt van:
- Bestaand beleid, basisjaren gelijk aan de ontwerpbegroting + 3 volgende jaren;
- De algemene uitkering wordt gebaseerd op de meicirculaire 2024 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en gaat uit van uitkeringsfactoren in constante prijzen;
- Gelijkblijvende inwonersaantallen (per 1-01-2025: 27.350);
- Het geraamde aantal woonruimten blijft gelijk (stand 1-1 2025: 13.680);
- Voor de berekening van de kapitaallasten van nieuwe en vervangingsinvesteringen wordt uitgegaan van een rente van 3%;
- Er wordt geen rente toegerekend aan de reserves (eigen vermogen);
- Mutaties als gevolg van incidentele aangelegenheden: afwijkende ramingen die binnen de planperiode vallen, worden toegelicht.